Wereldtoppers, van Bernissart tot in Japan

1883. De eerste volledig geprepareerde iguanodon siert het binnenplein van het Natuurhistorisch Museum in Brussel.


Het buitenland kijkt sinds hun ontdekking begeerlijk naar de Belgische iguanodons. In de Eerste Wereldoorlog graven de Duitsers tevergeefs naar nieuwe exemplaren. In de jaren 1980 gaan ze voor het eerst op tournee, naar Japan. Ondertussen vragen de skeletten bijzondere zorgen om ze voor het nageslacht te kunnen bewaren.

Pascal Godefroit


Op 10 mei 1878 strijkt een opgravingsteam neer in Bernissart. Hoofdpreparateur Louis De Pauw heeft twee personeelsleden van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum gerekruteerd: Gustave Sonnet, surveillant van de galerijen, en Auguste Vandepoel, afgietselmaker. De Mijnen van Bernissart stellen een team van ervaren mijnwerkers ter beschikking: de opzichters Ballez, Motuelle en Pierrard, en zes kompels, waaronder Jules Créteur en Alphonse Blanchard, die enkele maanden daarvoor als eersten de ‘cran’ hadden bereikt. Dat is de grondverzakking waarin de skeletten bewaard bleven.

Het team vindt snel een routine. Elke ochtend rond 5.30 uur afdalen in de mijn en zeven uur later weer naar boven. De namiddag is rustiger. Het team verzamelt rond 15.00 uur op de terril om de blokken klei te onderzoeken die ze uit de galerij op 322 meter diepte hebben omhooggehaald. Het gros van de ‘kleine’ fossielen - vissen, planten, insecten, schildpadden en kleine amfibieën - vindt het tijdens die dagelijkse inspecties op de terril. De werkomstandigheden in de galerij zijn erg penibel en door de zwakke verlichting kun je de kleine fossielen niet goed zien in hun omhulsel van klei.

Elke zaterdag gaat De Pauw in Brussel verslag uitbrengen aan museumdirecteur Edouard Dupont. In juni komt hij persoonlijk naar het werkterrein en bezoekt zelfs de galerijen.

De volledige skeletten van de iguanodons vrijmaken is een bijzonder delicate operatie. Verschillende exemplaren zijn bijna verticaal georiënteerd. Pyrietbloei en breuken maken de fossielen erg fragiel. Het team werkt ook in smalle galerijen. Al dat moois naar de oppervlakte brengen, is een huzarenwerk. Maar De Pauw is ingenieus en verricht met zijn efficiënte team mirakels. Zodra het een fossiel vindt, maakt het het zichtbare deel vrij, bedekt het met dubbelzijdig en vochtig papier, of soms met zilverpapier. Daarna gaat er een laag van 5 tot 10 centimeter gips over. Daarna maken de mannen de onderkant los en overgieten ze die ook met gips. Ze brengen ijzeren banden aan rond het blok en brengen een tweede laag gips aan. Dat vrijgemaakte blok krijgt een letter mee en is klaar om naar Brussel te vervoeren. Vandaag gebruiken paleontologen nog altijd soortgelijke technieken. De basismaterialen zijn eenvoudig en goedkoop, je vindt ze zelfs in de meest afgelegen gebieden.

 

Louis-François De Pauw (1844-1918), opzichter van het preparatielab van het Musée royal d’Histoire naturelle de Belgique, leidt de opgravingen, het vrijmaken en de montage van de Iguanodons van Bernissart. (Foto: Instituut voor Natuurwetenschappen)

 

Aardbeving

Op 26 augustus 1878 kan je de aardbeving van Tollhausen in Duitsland voelen tot in Bernissart en ze veroorzaakt schade in de Sint-Barbaraput. Steunbalken begeven het en het dak van de galerij die naar de cran leidt, komt naar beneden. De Pauw en zijn kompanen zitten twee uur vast aan het einde van de galerij, maar ze komen er met de schrik vanaf.

De houten structuur in de Sint-Barbaraput is beschadigd en het water vult al de snel de galerijen, ondanks de waterpomp. De put is op 22 oktober helemaal ondergelopen en het team van De Pauw moet snel naar boven. Ze laten hun gereedschap achter en de blokken met fossielen die ze voorbije dagen hebben uitgegraven en ingegipst. De directie van de mijn meldt dat de opgravingen enkele maanden onderbroken moeten worden, tot de houten steunbalken helemaal gerepareerd zijn. Op dat moment heeft het opgravingsteam vijf skeletten van iguanodons gevonden, en het skelet van individu ‘A’ bracht het helemaal naar boven. In oktober beslist een nieuwe, meer ervaren ingenieur de oude houtstructuur te vervangen door een splinternieuwe die waterdicht is.
 

Reconstructie van de opgravingen in de mijn van Bernissart.
(Diorama in het Instituut voor Natuurwetenschappen door R. de Heyn)


De Pauw en zijn team keren terug naar Brussel, waar ze zich toeleggen op het prepareren en restaureren van de eerste fossielen uit de Sint-Barbaraput. Onder meer het eerste iguanodonskelet ‘A’, dat deels verloren ging bij het graven van de galerij. Alleen de staart, een deel van het bekken, een achterpoot blijven over, en ook het stuk dijbeen dat De Pauw meenam toen hij voor het eerst afdaalde in de mijn op 13 april. Ze bekijken ook fossielen van andere individuen, onder meer een schedel, een voorpoot en enkele fossielen die ze links en rechts in de galerij vonden. 

In mei 1879 keren De Pauw en zijn team terug naar Bernissart, iets meer dan een jaar na de ontdekking van de fossielhoudende laag en zes maanden na de onderbreking van de werkzaamheden. Jules Créteur verkent de galerij en stelt vast dat ze deels is overspoeld met klei uit de laag met iguanodons. Terwijl de mijnwerkers de galerijen vrijmaken, snijden De Pauw en zijn team dagenlang door de fossielhoudende kleiblokken op de terril. Sohier heeft zelfs een houten barak gebouwd waar ze dagelijks kleiblokken uit de laag met de iguanodons onderbrengen. 



In drie jaar vertrekken 600 blokken met fossielen,
goed voor 130 ton, naar Brussel
 


De skeletten zitten vooral samengepakt aan de uiterste westelijke kant van de cran. Het team haalt in de eerste 20 meter veertien bijna complete skeletten van iguanodons naar boven, en de gedeeltelijke skeletten van minstens vier andere individuen, twee Bernissartia-skeletten (een kleine krokodil), een skelet van 'Goniopholis' (een grotere krokodil), twee schildpadden, en ontelbaar veel vissen en planten. We hebben weinig geschreven bronnen over de opgravingen in Bernissart tussen 1879 en 1881 maar Gustave Sonnet maakte een reeks schetsen en gedetailleerde plannen van elk iguanodonskelet, en een plattegrond van die eerste reeks fossielen met de ligging van de skeletten. Volgens metingen uit die tijd komt ongeveer 350 kubieke meter klei uit die eerste fossielhoudende laag.

De verkenningsgalerij doorheen de cran wordt daarna uitgebreid in oostzuidoostelijke richting en leidt naar een gebied met kleilagen die bijna horizontaal zijn, maar die praktisch geen fossielen bevatten. Op 22 oktober 1879 ontdekt het team een nieuw goniopholis-skelet op 38,4 meter van de ingang van de cran. En tussen 38 en 60 meter nog acht andere, goed bewaarde skeletten van iguanodons.

Schema van de vondsten in Bernissart, die in gips werden ingepakt om ze te beschermen.


Daarna bereiken ze de oostelijke grens van de cran. In 1881 graven ze een nieuwe horizontale galerij op 356 meter diepte. De mijnwerkers stoten er ook op fossielhoudende klei, maar de diameter van de cran is maar acht meter. Toch halen ze er nog drie iguanodonskeletten uit. Drie meter onder deze laag is er geen klei meer te bespeuren, dus de bodem van de cran is bereikt.

De opgravingen in Bernissart kosten de Belgische staat ongeveer 70.000 frank, een enorm bedrag in die tijd, en de regering heeft al twee bijzondere subsidies toegekend. In 1881 vindt ze het welletjes. De operatie moet stoppen. Parlementsleden suggereren dat we enkele skeletten kunnen verkopen in het buitenland om verdere opgravingen te financieren, maar dat voorstel stuit al vlug op weerstand bij de bevolking.

In drie jaar van opgravingen in Bernissart zijn ongeveer 600 blokken met fossielen, goed voor 130 ton, met karren van 3 ton naar het Koninklijk Natuurhistorisch Museum in Brussel gebracht.

 

Het museum wil de best bewaarde skeletten opzetten in een ‘levensechte’ houding. Het baseert zich hiervoor onder meer op een kangoeroe.

 

GLAZEN KOOIEN

 

Het Koninklijk Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel wil de best bewaarde skeletten na de opgraving tentoonstellen in ‘levensechte’ houding. Maar hoe doe je dat als je hun postuur niet kent? De preparateurs nemen modellen van een kangoeroe en van een helmkasuaris als voorbeeld.


Louis De Pauw laat een stelling van meerdere verdiepingen bouwen en laat de fossielen aan touwen hangen, op de juiste hoogte. Ze worden daarna aan een stevige maar discrete metalen armatuur vastgemaakt. Die is bovendien demonteerbaar en dat is in de loop van de voorbije 140 jaar enorm handig gebleken. Vandaag rusten de iguanodons nog op deze ingenieuze armaturen, zelfs al weten we dat de houding op twee poten niet correct is. De dieren renden wellicht op vier poten en wandelden op twee, maar met hun wervelkolom horizontaal. Nieuwe armaturen maken zou onbetaalbaar zijn en het werk zou de kostbare fossielen kunnen beschadigen.

In 1883 is het eerste exemplaar in elkaar gepuzzeld. Er wordt een grote glazen kooi voor gebouwd op de binnenkoer van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum, op het Museumplein. Zo kan het publiek deze gigant komen bewonderen. Maar de maand juli is bijzonder warm en de gelatine in de fossielen begint te smelten: er moeten drastische maatregelen worden genomen om de kooi te isoleren. Kort daarop komt er een tweede compleet skelet bij en ook een schedel en de skeletten van kleine krokodillen en schildpadden.
 

De twee iguanodonsoorten (Iguanodon bernissartenis en Mantellisaurus atherfieldensis), en ook krokodillen en schildpadden uit Bernissart, tentoongesteld op de binnenkoer van Koninklijk Natuurhistorisch Museum, aan het museumplein in hartje Brussel.


Nieuwe museumvleugel

De iguanodonskeletten staan in een vitrine buiten - verre van ideaal. Het museum zoekt dringend een nieuw onderkomen. Het wordt een kloostergebouw bovenin het Leopoldpark, dat eigenlijk bedoeld was voor de redemptoristen. Het nieuwe Koninklijk Natuurhistorisch Museum opent zijn deuren op 22 juli 1891. In 1899 worden vijf iguanodons tentoongesteld onder glas, dichtbij de ingang aan de Vautierstraat.
 

1898: vijf Iguanodons tentoongesteld in het 'kloostergebouw' van het nieuwe Koninklijk Natuurhistorisch Museum aan het Brusselse Leopoldpark. 


Intussen is de museumcollectie merkelijk groter en in 1902 wordt een nieuwe vleugel aan het kloostergebouw gehecht. Daar krijgt het publiek de fauna van België te zien, zowel die van vroeger als van vandaag. Twaalf min of meer complete iguanodonskeletten plus nog acht gedeeltelijk bewaarde exemplaren worden gepresenteerd zoals ze gevonden werden, elf andere staan gemonteerd in levensechte houding. 

De iguanodons zijn in de nieuwe vleugel blootgesteld aan de vrije lucht. Daardoor ondergaan ze dertig jaar schommelingen in temperatuur en vochtigheid, wat de waardevolle fossielen aanzienlijk beschadigt. In 1932 waarschuwt directeur Victor Van Straelen de verantwoordelijke minister. Die antwoordt droogjes dat de iguanodons dan maar verkocht moeten worden om nutteloze uitgaven te vermijden. De reactie stuit op protest en museummedewerkers proberen een nieuwe methode uit om de fossielen te beschermen.
 

Het museum laat architect Émile Janlet een nieuwe vleugel bouwen. Sinds 1905 staan de Iguanodons er in de volle aandacht.


Van 1933 tot 1937 worden alle specimens gedemonteerd en in een mengsel van alcohol en schellak gedoopt. Die laatste wordt gemaakt van polyesterhars uitgescheiden door de vrouwelijke cochenilleluis uit India en Thailand. Voor de restauratiewerken zijn meer dan 4.000 liter alcohol en 390 kilo schellak nodig. De behandeling maakt de fossielen donkerder, al waren ze al behoorlijk donker bij hun ontdekking. In dezelfde periode worden twee immense glazen kooien gebouwd rond de iguanodons om de temperatuur en de vochtigheidsgraad constant te houden. De verdiende rust voor de iguanodons is van korte duur. 

In 1940 moeten alle specimens weer gedemonteerd worden en ondergebracht in de kelders van het museum, uit vrees dat ze door het oorlogsgeweld beschadigd zouden raken. Maar het is te vochtig in de kelders, en ze worden weer naar hun glazen kooien gebracht nog voor het einde van de oorlog.

Juwelenkoffer met klimaatregeling

Na een eeuw heeft de nieuwe museumvleugel zijn diensten bewezen en is het de hoogste tijd voor een grote renovatie. De oude kooien zijn moeilijk te verlichten en de bezoekers kunnen niet genoeg achteruitstappen om de giganten goed te bewonderen. En de skeletten zijn trouwens in een abominabele staat sinds hun check-up in de jaren 1930.

De nieuwe restauratiefase duurt vier jaar. Vanaf 2003 worden alle skeletten gedemonteerd. Ieder fossiel bot wordt onderzocht en, indien nodig, grondig gerestaureerd. De resten pyriet, geoxideerd of niet, worden zorgvuldig verwijderd. De botten worden dan gedrenkt in polyvinylacetaat opgelost in aceton en aangelengd met methanol. De breuken worden gelijmd met sterke lijm en de scheurtjes opgevuld met een verhardende pasta op basis van titanium. In mei 2007 krijgen de gerestaureerde skeletten hun plek in een gloednieuwe glazen kooi. Speciale aandacht wordt besteed aan de verlichting van de specimens: optische vezels worden gebruikt, om lokale warmte tegen en schommelingen in de temperatuur tegen te gaan.

Na 125 miljoen jaar rust in de kleilagen van Bernissart maakten de skeletten bovengronds 130 tumultueuze jaren door. De eerste fases van hun restauratie verlopen met de natte vinger, maar dat verwondert niet. De ontdekking in 1878 is een wereldprimeur. Ondanks de vele obstakels onderweg, grotendeels te wijten aan het vele pyriet binnenin de fossielen, mag de bewaring van deze kostbare skeletten gerust geslaagd genoemd worden. Ze is zelfs een referentie voor de vele natuurhistorische musea, die met soortgelijke conservatieproblemen kampen.
 

 

Sinds 2007 huizen de iguanodons in een nieuwe, klimaatoptimale glazen kooi. (Foto: Instituut voor Natuurwetenschappen)


Oorlogsbuit

Eind 1914 hebben de Duitse troepen bijna heel België bezet. In de lente van 1915 wordt Otto Jaekel, hoogleraar geologie en paleontologie aan de Universiteit van Grefwald, naar een reserveregiment in Brugge gestuurd. Hij beeldt het zich al in: de iguanodons van Bernissart in grote Duitse musea, zoals het Museum für Naturkunde in Berlijn ... Vanaf 27 april 1915 schrijft hij de ultrarijke Duitse industrieel Gustave Krupp von Bohlen und Halbach om financiele steun te krijgen. In de daaropvolgende maanden rijgt Jaekels project de steun van het Keizerlijk Duits Algemeen Gouvernement België. Dat is de Duitse militaire regering in bezet België. De keizer stelt een rond getal voor uit zijn persoonlijke portefeuille.

Mijnwerkers in 1916.


De Duitsers willen tijdens de Eerste Wereldoorlog extra iguanodons opgraven. De Belgen vertragen de boel



In juli bezoekt Jaekel met Duitse vertegenwoordigers de mijnen van Bernissart. In september stelt Albert Boehm, een ambtenaar van het departement Handel en Industrie van de Duitse regering, voor een galerij te graven op 340 meter diepte, tussen de twee bestaande verkenningsgalerijen in.

De mijndirectie en het Natuurhistorisch Museum van België proberen het project tegen te houden en vegen systematisch de Duitse plannen van tafel, tot januari 1916. De autoriteiten van de Duitse bezetter in Brussel weigeren de Belgische tegenstand met geweld te onderdrukken, zoals Jaekel had voorgesteld: want ze jagen de Belgische mijnbedrijven liever niet tegen zich in het harnas.  Zij leveren de steenkool aan de Duitse troepen. Na tal van discussies sluiten de autoriteiten van de Duitse bezetter en het Belgische ministerie voor Wetenschap een akkoord. Op 10 mei 1916 stemmen de Mijnen van Bernissart toe de opgravingen te hervatten, voorlopig op hun kosten en onder leiding van Otto Jaekel. Elk nieuw specimen van een iguanodon kan naar een Duits museum gestuurd worden, die er dan voor moet betalen, en op die manier de opgravingen financiert. Dat ‘Belgisch’ compromis staat niet iedereen aan. Een hoge functionaris van het Beierse ministerie van Cultuur spoort de Duitse autoriteiten in Brussel aan dat de mijnen van Bernissart onder Duitse controle gebracht worden en als pasmunt dienen voor onderhandelingen aan het einde van de oorlog. Dat voorstel vegen de Duitse autoriteiten snel van tafel.

Het graven van de nieuwe verkenningsgalerij begint in juli 1916. Talloze technische problemen en slechte wil bij de mijnwerkers vertragen de werkzaamheden. Vanaf 1917 liggen de mijnen van de Borinage praktisch stil omdat in het arrondissement Bergen massaal arbeiders worden gerekruteerd voor Duitse dwangarbeid. Op 11 oktober 1918 stoppen de werkzaamheden in de Sint-Barbaraput definitief, de Duitse troepen trekken zich terug. Hun graafwerken stranden op 30 meter van de cran. De waterafvoer stopt en het water stijgt al snel in de galerijen. Het Duitse project kost de Mijnen van Bernissart 36.604 frank.
 

Einde van een mooi avontuur

Na de wapenstilstand likt België zijn wonden. De Mijnen van Bernissart worden klaargemaakt en gaan weer open. Albert Anciaux, de algemeen directeur van het mijnbedrijf, beslist zelfs de werkzaamheden voort te zetten die onder bevel van de Duitsers waren begonnen en naar de cran van de iguanodons moeten leiden. De ontginning van steenkool in Bernissart is financieel niet meer levensvatbaar. De exploitatie van de naburige site van Harchies, bestemd om alle extractieputten in Bernissart te vervangen, komt in die tijd op kruissnelheid en wordt wel heel rendabel.

In september waarschuwt de mijndirectie de nieuwe directeur van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum dat de waterpompen en ventilatoren in de Sint-Barbaraput weg moeten en dat de put sluit als er geen externe financiering komt. Gilson schiet in actie en waarschuwt de Belgische regering, de Koninklijke Academie van België, de Universitaire Stichting en mecenassen, waaronder Ernest Solvay en koning Albert. Gilson wil een miljoen frank per jaar samenkrijgen voor een periode van vijf jaar. Tevergeefs. Met de steun van Henry Fairfield Osborn, het hoofd van het American Museum of Natural History in New York richt Gilson zijn pijlen op de Verenigde Staten. Hij contacteert de latere Amerikaanse president Herbert Hoover die dan voorzitter is van de machtige Belgian American Educational Foundation. Die stichting helpt de Université Libre de Bruxelles stichten en betaalt een stuk van de wederopbouw van de universiteitsbibliotheek in Leuven. Opnieuw zit hij op een dood spoor. De Sint-Barbaraput sluit definitief eind oktober 1921.

 

PYRIET, EEN SERIEMOORDENAAR

De skeletten van de iguanodons zitten 125 miljoen jaar in hun beschermend omhulsel van klei. Tijdens het fossilisatieproces zet zich veel pyriet (FeS2) af in de vele kleine holtes en breukjes in het bot. Doordat pyriet deels het botweefsel vervangt, wordt het fossiel broos en dat is nog meer het geval als het pyriet begint te oxideren. Bij contact met lucht wordt het goudkleurige mineraal omgezet in calciumsulfaten (gips en anhydriet) en ijzersulfaten (szomolnokiet en rozeniet). Dat doet het mineraal uitzetten en het fossiel dat errond zit uiteenbarsten. Louis De Pauw en zijn team van het Museum moeten dus inventief zijn om de iguanodonskeletten, die aan lucht worden blootgesteld, goed te bewaren.

Vanaf oktober 1878 begint De Pauws team de fossielen te prepareren in de ateliers van de het Natuurhistorisch Museum, toen nog in de Nassaukapel van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Zodra ze de blokken met fossielen hebben geopend, verwijderen ze het gips, de ijzeren banden, en een deel van de klei die errond zit. Als er een stuk fossiel is vrijgemaakt, wordt het ingestreken met sterke lijm, om te vermijden dat het uiteen zou vallen. Een half afgewerkt blok vormt een klein muurtje van gips rond het fossiel. Daar wordt een mengsel van kokende sterke lijm ingegoten dat het fossiel volledig doordrenkt. De gelatine lijkt wel een recept van een alchimist. De Pauw geeft ons de details.

‘Dit bad van gelatine is samengesteld uit gelijke delen sterke lijm, ‘demi-rognure du pays’ en beenderlijm van Lyon. 24 uur voor we ze gebruiken, dompelen we die lijm in water dat verzadigd is met arseenoxide, en dat warmen we au bain-marie. De lijm wordt dan in de halfopen blokken gegoten met emmers van 10 liter, na toevoeging van 15 gram kruidnagelolie en een kwartemmer alcohol …’

Pyriet of 'gekkengoud' groeit als een kanker in de fossielen uit Bernissart.


Een uur later verwijderen ze de gelatine die niet in de fossielen is doorgedrongen en gaat het blok de oven in om de overtollige lijm weg te halen. Dan keert het blok terug naar de prepareertafel om de andere kant vrij te maken van gips en klei en de fossielen voort te verlijmen. Het pyriet in de holten van de fossielen wordt systematisch verwijderd en vervangen door cartonpierre, een mengsel van krijt en lijm. Sommige wervels bevatten meer dan 1 kilogram pyriet.

Louis De Pauw heeft klaargespeeld wat onmogelijk werd geacht: de fossielen van Bernissart klaarmaken en beschermen. Zijn methode is nattevingerwerk en de uitvoering behoorlijk moeilijk, maar, na behandeling zijn de fossielen van de iguanodons robuust genoeg om de volgende stap aan te kunnen: de montage van de skeletten in levensechte houding.
 

BIG IN JAPAN 

Sinds hun ontdekking willen tal van musea de iguanodons lenen. Lange tijd durfde niemand het risico te nemen ze te demonteren en ook de verzekeringsbedragen voor het transport waren astronomisch. In 1985 gebeurt het dan toch: twee specimens reizen naar Japan, om tentoongesteld te worden in het Nationaal Museum voor Wetenschap in Tokio, en daarna een maand in het wetenschapsmuseum van Nagoya. Die twee exemplaren reizen in 1988 opnieuw naar Japan, Osaka deze keer, waar ze deel uitmaken  van een tentoonstelling in het Takarazukapark.

In 1998 wordt een skelet tentoongesteld in het Museum voor Schone Kunsten in Valenciennes, en dat specimen gaat in 2002 naar zijn oorspronkelijke geboortegrond terug, Bernissart. Daar, in het Musée de l’Iguanodon, staat het exemplaar nog altijd. De recentste verplaatsing dateert van 2004 tot 2006: tijdens de renovatie van de Dinogalerij van het Museum voor Natuurwetenschappen gingen zes exemplaren naar het gloednieuwe Museo de la Ciencia in Barcelona.   

Het meest complete boek over de Iguanodons van Bernissart. (Foto: Mathilde Antuna, Instituut voor Natuurwetenschappen)

 Les Iguanodons de Bernissart. Des fossiles et des hommes door Pascal Godefroit, paleontoloog aan het Instituut voor Natuurwetenschappen. 328 pagina's met 216 illustraties. Ook te verkrijgen in onze Museumshop.