De Iguanodons van Bernissart in een oogopslag
Op het einde van de 19de eeuw werden 322 m diep in de steenkoolmijn van Bernissart een dertigtal vrij volledige iguanodonskeletten ontdekt. Doordat de beenderen nog op hun plaats zaten, was een 'waarschijnlijk natuurgetrouwe' opstelling mogelijk, die al vlug bezoekers uit de hele wereld aantrok!
Een 300 m² grote en drie verdiepingen hoge glazen kooi beschermt dit nationale erfgoed. Zo kunnen bezoekers elk van deze parels optimaal bewonderen.
De acht specimens van Iguanodon bernissartensis in deze kooi zijn bijlange niet allemaal even groot: hun lengte varieert van 629 tot 730 cm en hun hoogte van 390 tot 506 cm! Het enige exemplaar van Mantellisaurus atherfieldensis (voordien gekend als Iguanodon mantelli en later als Iguanodon atherfieldensis) is duidelijk kleiner: het is 391 cm lang en 362 cm hoog.
Bovendien zie je in de kelderverdieping in welke houding de skeletten in de mijn lagen en hoe ze ontdekt werden.
Video
1878: De ontdekking van de Iguanodons van Bernissart
Het verhaal begon eind maart 1878 in de Sint-Barbaramijn in Bernissart. Mijnwerkers waren er 322 meter onder de grond een gang aan het graven. Toen ze op een met klei gevulde verzakking stootten, beslisten ze om er dwars doorheen te graven… en vonden na enkele dagen met goud gevulde boomstammen! Het waren echter iguanodonbeenderen, waarin pyriet zat, een goudglanzend mineraal. Op 12 april 1878 bracht een telegram het Koninklijk Natuurhistorisch Museum van België op de hoogte.
Belangrijke ontdekking beenderen in breuk steenkoolmijn Bernissart STOP verbrokkelen door pyriet STOP stuur De Pauw morgen aankomst 8 uur ‘s morgens station van Bergen STOP ik zal daar zijn STOP dringend STOP Gustave Arnaut
Pyriet blinkt als goud, maar het is gewoon ijzerdisulfide (FeS2) en dus waardeloos. Het wordt daarom ook wel gekkengoud genoemd. De skeletten van de iguanodons van Bernissart waren volledig gevuld met pyriet. Toen de klei van de moerassen de dinosauruskrengen bedekte, werden deze door blauwwieren (cyanobacteriën) ontbonden. Het zuur dat hierdoor vrijkwam, reageerde met het ijzer uit de klei, waardoor pyriet ontstond. Beetje bij beetje vulde dit de vele gaatjes in de beenderen.
Het woord 'pyriet' komt van het Oudgriekse puritês lithos, wat 'vuursteen' betekent. De prehistorische mensen maakten er immers vuur mee: ze klopten met het pyriet tegen een vuursteen tot er vonken uitsloegen. Die deden een droge tondelzwam gloeien en die liet dan weer droge twijgjes en gras ontbranden …
De ‘Cran van de iguanodons’: zo heet de met klei gevulde verzakking met de skeletten. De ploeg graaft er op 322 meter diepte verschillende gangen door. Bij het begin van de hoofdgang bevinden zich twee iguanodons verticaal met hun schedel naar beneden. Meer in het midden liggen de skeletten bijna horizontaal. Telkens de opgravers er één vrijleggen, verdelen ze het in blokken die ze met gips instrijken. In het totaal brengen ze zo bijna 600 blokken in paardenkarretjes naar boven.
In de laboratoria van het Museum
Er vertrekken wel 37 karrenvrachten naar Brussel met 130 ton fossielen, gips en ijzeren steungeraamten (die de grootste blokken bijeen moeten houden). In de museumlaboratoria nemen technici de beenderen grondig onder handen! Ze halen ze uit het omliggende sediment en verwijderen het pyriet. Ze stoppen ze in een bad kokende houtlijm om ze te verstevigen en beschermen ze daarna met tinfolie tegen het vocht …
De tekeningen van Lavalette
Gustave Lavalette en andere tekenaars van het ‘Koninklijk Natuurhistorisch Museum van België’ maakten vanaf de jaren 1880 prachtige gedetailleerde tekeningen van de iguanodons en één krokodil. Zij stelden ze meestal voor in de houding waarin ze bij hun ontdekking lagen. Maar ze moesten wel wachten met hun werk tot de fossielen uit het sediment en uit het beschermende gips gehaald waren. Gelukkig konden ze steunen op de situatieplannen van de opgravingen beneden in de mijn.
De opgegraven skeletten werden in 0,5 tot 2 meter grote blokken verdeeld (de omtrekken zien we op deze tekening). Elk exemplaar kreeg een letter en elk blok een cijfer, die verwezen naar de nauwkeurige aanduiding van hun vindplaats op een plan. Zo konden de mensen later in het atelier de vrijgemaakte fossielen precies in de houding leggen waarin ze gevonden werden. Gustave Lavalette maakte deze gedetailleerde tekening van een Iguanodon bernissartensis in 1883.
Dit specimen is veel kleiner dan de andere. Zijn skelet en dat van Iguanodon bernissartensis vertonen inderdaad kleine verschillen. Maar om er zeker van te zijn dat ze tot een andere soort behoren, zouden we moeten nagaan of ze zich kunnen voortplanten (als ze vruchtbare nakomelingen kunnen hebben, zijn ze van dezelfde soort). Het spreekt vanzelf dat dit niet gaat met dieren die al miljoenen jaren uitgestorven zijn! Het blijft dus geheim …
In 1882 krijgt Iguanodon een tweevoetige houding aangemeten
Louis Dollo, die de allereerste opstelling leidde, was overtuigd dat Iguanodon bernissartensis op twee poten liep. Hij had hiervoor zeker argumenten. Bij viervoeters verschillen achter- en voorpoten niet zo van elkaar. De ruggengraat is die van een dier dat op twee poten loopt. De heupen en achterpoten én de verhouding van kop en borstkas lijken op die van loopvogels, zoals de struisvogel en de kasuaris. Tenslotte laat een fossiel spoor in Engeland vermoeden dat Iguanodon op zijn achterpoten liep.
In 1882 stelde Louis De Pauw onder leiding van Louis Dollo een van de volledigste exemplaren in een ‘vermoedelijk levensechte houding’ op. Hiervoor was een hoge ruimte nodig: dit werd de Sint-Joriskapel (nu een deel van de Koninklijke Bibliotheek). Ze bouwden er een stelling, waaraan ze de beenderen met touwen ophingen. Ze pasten dan de lengte van de touwen aan, tot elk been een zo natuurlijk mogelijke stand innam. Nadat ze het skelet ineengezet hadden, bezorgden ze het een ijzeren steungeraamte.
De tentoongestelde iguanodons
Het allereerste opgestelde exemplaar was een Iguanodon bernissartensis. Sinds 1883 stond hij op de binnenplaats van het Hof van Nassau in een glazen kooi, die hem tegen wind en weer moest beschermen… Al vlug kreeg hij gezelschap van de kleine Iguanodon mantelli (nu gekend als Mantellisaurus atherfieldensis) en andere fossielen van dieren en planten die ook uit de mijn van Bernissart kwamen.
Rond 1880 was er in het Hof van Nassau niet genoeg plaats meer om de iguanodons tentoon te stellen. Het museum verhuisde dan maar naar het ‘klooster’ in het Leopoldpark. Hiertegenaan werd de Janletvleugel opgetrokken, die sinds 1902 de iguanodons huisvest. Deze foto van de bouwwerkzaamheden dateert uit 1900: waar de fotograaf stond, bevindt zich nu de hoek van de glazen kooi.
De iguanodons staan al sinds 1902 in de Janletvleugel. Maar tot 1932 waren ze blootgesteld aan lucht, temperatuurveranderingen en vochtigheid. Ze verbrokkelden langzaam maar zeker. Daarom werden tussen 1933 en 1937 alle skeletten gedemonteerd en in een beschermend mengsel van alcohol en schellak gedrenkt. Hun bruine kleur is dus heus niet het gevolg van hun verblijf in een steenkoolmijn.
In 1940 werden de skeletten van de iguanodons weer uiteengehaald: de bombardementen zouden ze kunnen beschadigen of zelfs volledig vernietigen. Ze vonden een onderkomen in de kelders, die met zandzakjes werden afgesloten. Maar het was daar zo vochtig dat ze al terug naar de zaal moesten voordat de Tweede Wereldoorlog afgelopen was!
In 1980 wordt de houding van Iguanodon opnieuw bestudeerd
Bijna een eeuw na Louis Dollo onderwierp paleontoloog David B. Norman Iguanodon bernissartensis aan een nieuw onderzoek. Maar hij kwam tot de conclusie dat Iguanodon, wanneer hij stapte of rende, zijn ruggengraat ongeveer horizontaal hield. Dus van een ‘kangoeroehouding’ op twee poten is geen sprake meer. Toch blijven de originele geraamtes in deze houding opgesteld. Ze zijn immers te breekbaar om er nog iets aan te veranderen.
Multifunctionele handen
De vijf vingers van de hand van Iguanodon hebben drie volledig verschillende functies. Nergens anders in het dierenrijk vindt men zo’n gespecialiseerde hand … Buitengewoon!
De drie middenvingers van de hand zijn eerder breed en hoefachtig. Ze werden vermoedelijk eerder gebruikt om zich te verplaatsen dan om iets vast te grijpen. Ze vormen een structuur die sterk te vergelijken is met die van een voet met drie tenen.
Als we de hand meer in detail bekijken, is het duidelijk dat de beenderen van de middenhand, de middelhandsbeentjes, zeer stevig verbonden zijn door ligamenten en zodanig een structuur vormen die zware gewichten kan dragen.
De polsbeentjes zijn opgebouwd als een metselwerk en de ligamenten, de zachte weefsels die rond de pols zelf zitten om de polsbeenderen te beschermen, zijn hier verbeend: ze zijn van zacht weefsel overgegaan tot beenweefsel.
Dit geeft inderdaad een ongelooflijk sterke steun voor het gewicht, dat via de hand overgebracht wordt van de schouders naar de vingers.
Let op de vijfde vinger die eigenlijk uit de polsstreek vertrekt en die een zeer lange, flexibele vinger vormt die geschikt is om dingen te grijpen. Waarschijnlijk voornamelijk om planten te grijpen.
Een beetje aandacht voor de buitengewone duim. Dit bot is uitgegroeid tot een brede kegelvormige stekel, die rechtstreeks uit de pols lijkt te komen en die bedekt is met een zeer scherpe, hoornachtige schede.
Deze duim kan een gevaarlijk wapen zijn, een verwoestende dolk bij gevechten met roofdieren, waaraan zij regelmatig ten prooi vallen.
Hoewel ze meer dan eens uiteengehaald en ineengezet zijn, staan de iguanodons nog steeds in dezelfde kangoeroehouding als bij hun allereerste opstelling.
De andere schatten van Bernissart
Bernissart betekent meer dan dinosauriërs. Er zijn duizenden fossielen van dieren en planten opgegraven! Zij bieden een inkijk op de klimaatsomstandigheden en het milieu waarin de iguanodons leefden.
De vissen uit Bernissart waren zoetwatervissen. Die Amiopsis dolloi is verwant met Amia calva, die nu rondzwemt in de moerassen van de Everglades in Florida (USA).
Chitracephalus (rechts) trok zijn kop zijdelings onder het pantser. Peltochelys (links) trok hem recht achterwaarts naar binnen. Beide schildpadden zijn verwant aan recente zoetwaterschildpadden
Omdat dit krokodilletje voor het eerst in Bernissart ontdekt werd, kreeg het de naam Bernissartia fagesii. Zijn rugschild bestaat uit talrijke rijen plaatjes. Dit exemplaar is 66 cm lang.
De bijna twee meter lange Anteophtalmosuchus hooleyi (voorheen: Goniopholis simus) was de grootste krokodil uit Bernissart. Zijn rugschild bestaat, in tegenstelling tot dat van Bernissartia fagesii, uit slechts twee rijen plaatjes.
Deze kegel (Pityostrobus bernissartensis) en dit stukje verglaasd hout (Pinoxylon) zijn twee uit Bernissart afkomstige fossielen van naaldbomen.
De meeste fossiele plantenresten uit Bernissart zijn afkomstig van deze moerasvaren, Weichselia reticulata. De plantenetende iguanodons aten er waarschijnlijk veel van.
Zonder twijfel was de omgeving van Bernissart toen warm en vochtig: verscheidene soorten zijn typisch voor een warm klimaat (krokodillen, cicade …) of voor moerassen (de vissen Amiopsis, de varens Weichselia …).
Zijn er nog iguanodons in Bernissart?
Nu zijn de iguanodonskeletten onbereikbaar: ze bevinden zich meer dan 300 meter diep en de mijnschachten zijn reeds heel lang opgevuld en afgesloten! Maar de Mijnbouwkundige Dienst van de Polytechnische Faculteit van Bergen verrichtte in 2002 en 2003 boringen tot bij de ‘Cran van de iguanodons’, om na te gaan tot waar hij precies kwam en om te zien of er nog iguanodons waren. Het resultaat? Op de diepte van de ‘Cran van de iguanodons’ zijn boorkernen genomen. Ze bevatten beenfragmenten, wat betekent dat er diep onder de grond waarschijnlijk nog iguanodons zijn …
Les Iguanodons de Bernissart. Des fossiles et des hommes door Pascal Godefroit, paleontoloog aan het Instituut voor Natuurwetenschappen. 328 pagina's met 216 illustraties. Ook te verkrijgen in onze Museumshop.