Aerial Surveillance (SURV)
Geschiedenis
In 1990 startte de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, BMM, met de observatie van de Noordzee vanuit de lucht. Dit initiatief werd toen door alle Noordzeelanden samen genomen, om het hoofd te bieden aan de illegale olielozingen, die onaanvaardbaar hoog waren. De hoofdopdracht van het Belgische toezichtsvliegtuig was dus van in het begin de opsporing en vaststelling van illegale zeevervuiling door schepen. We gebruiken hiervoor een vliegtuig van Defensie (Type: Britten Norman Islander), dat hiervoor werd uitgerust met speciale sensoren voor de detectie en observatie van olielozingen: een radar, een UV-camera, een IR-camera, een videocamera en een performante fotocamera. In 2004 werden de verkenningsvliegtuigen van Defensie uit omloop genomen en werd het vliegtuig overgedragen aan het KBIN. Het werd daarbij omgevormd naar “burgerlijke status”, en kreeg ook een nieuwe naam: OO-MMM. Maar ook na 2004 bleef de BMM nauw samenwerken met Defensie: zij leveren nog steeds de piloten voor het luchttoezicht. Bovendien zorgt Defensie, gezien vliegen boven zee niet zonder risico is, voor de professionele veiligheidsuitrusting en de veiligheidstrainingen. Na 20 jaar luchttoezicht werd het vliegtuig in 2012 uitgerust met een gloednieuw, volledig geïntegreerd en digitaal radar-teledetectiesysteem waardoor de rapportering van de uiteenlopende observaties, en dus ook de opvolging, enorm werd versneld. In 2016 wordt het toestel bijkomend uitgerust met een ‘sniffer’ sensor waarmee de atmosferische zwaveluitstoot van schepen op zee zal worden gemonitored.
Taken van het luchttoezicht
De taken van luchttoezicht zijn sinds 1991 enorm uitgebreid. De kerntaak blijft nog steeds de opsporing en vaststelling van illegale zeeverontreiniging door schepen. Maar waar vroeger heel vaak grote illegale olielozingen werden geobserveerd, merken we nu een sterke verschuiving naar kleinere olielozingen, en meer lozingen van chemische stoffen. Dit is een complexe materie die continue opvolging vereist, maar waar de BMM al ruime ervaring in heeft opgebouwd. In 2016 zal bovendien worden gestart met de monitoring van de zwaveluitstoot van schepen, gezien de Noordzee internationaal werd aangeduid als een SECA, zijnde een zwavelemissie-controlegebied waarin sinds 2015 bijzonder strenge limieten gelden voor het zwavelgehalte in scheepsbrandstof.
Een belangrijke nevenopdracht voor het vliegtuig op het gebied van zeeverontreiniging is ook het leveren van bijstand vanuit de lucht tijdens de bestrijding van accidentele olievervuiling op zee, na een scheepsongeval. In opdracht van de Vlaamse Dienst voor Zeevisserij, voeren we ook al meerdere jaren controle op visserijactiviteiten uit. Andere taken voor het toezichtsvliegtuig zijn de opvolging van de zand- en grindwinningsactiviteiten en de observatie van scheepsactiviteiten in samenwerking met Scheepvaartpolitie. Ook de opvolging van specifieke milieuvoorwaarden gekoppeld aan de windmolenparken en aquacultuurzones in zee, behoort nu tot de opdrachten van ons vliegtuig. Ten slotte worden ook steeds vaker wetenschappelijke fenomenen vanuit de lucht bestudeerd: tellingen van bruinvissen en zeehonden, observaties van algenbloei, zeefronten of zandbanken.
Op internationaal vlak neemt het vliegtuig jaarlijks deel aan een aantal oefeningen en opdrachten in een samenwerkingskader met andere Noordzeelanden en de Europese Unie, genaamd het Bonn Akkoord. Een voorbeeld daarvan is het jaarlijks toezicht op olielozingen van de offshore boorplatformen in de Noordzee.
Resultaten van meer dan 20 jaar observaties boven zee
Aangezien de BMM al meer dan twee decenia observatievluchten uitvoert boven zee, werd een uitgebreide databank van observaties van olieverontreinigingen opgebouwd. Na statistische analyse van deze gegevens is gebleken dat het aantal waargenomen gevallen van olieverontreinigingen de laatste 20 jaar sterk gedaald is. De talrijke beleidsmaatregelen op nationaal en internationaal niveau, waaronder de ontradende controlevluchten, hebben dus een duidelijk effect op zee voor wat operationele olielozingen betreft.
Dit betekent echter niet dat operationele scheepslozingen voor onze kust geen probleem meer vormen: zo wordt sinds enkele jaren een lichte stijgende tendens waargenomen in het aantal lozingen van andere schadelijke stoffen dan olie (chemicaliën en plantaardige oliën), en vormt het toezicht op de zwaveluitstoot door schepen voor onze kust één van de grote nieuwe uitdagingen voor het huidig luchttoezicht.
In en nabij de Belgische zeegebieden liggen enkele van de drukst bevaren scheepvaartroutes ter wereld, en het risico voor scheepsongevallen is er erg groot. Sinds 1991 kwam het vliegtuig ook 20 keer succesvol tussen bij scheepvaartongevallen met (risico voor) zeeverontreiniging. Hierbij werd telkens vanuit de lucht een evaluatie gemaakt van de ernst van de accidentele verontreiniging en de bedreiging voor de kust. Het vliegtuig moest ook meermaals vanuit de lucht bestrijdingsschepen naar de grotere delen van olievlekken begeleiden. Zo werd het vliegtuig ingezet tijdens de scheepsongevallen met de ‘British Trent’ in 1993, de aanvaring tussen de ‘Carina’ en de ‘Samia’ in 1995, de stranding van de ‘Heinrich Behrman’ in 2001, het ongeluk met de ‘Tricolor’ in 2002-2003, de Baltic Ace in 2012 en de Flinterstar in 2015.
Modellering, een perfecte aanvulling van het luchttoezicht
OD Natuur heeft modellen ontwikkeld voor de opvolging van oppervlaktevervuiling of andere drijvende objecten. Dit driftmodel wordt operationeel gebruikt in geval van incidenten op zee. Bij modellering van olieverontreinigingen wordt het traject van de verontreiniging gesimuleerd. Omdat olie op de oppervlakte drijft, is het traject onderhevig aan wind en stroming, en afhankelijk van de dikte van de laag. Er kan zowel in de toekomst (forecast) als in het verleden (backtrack) gemodelleerd worden. De voorspelling kan gebruikt worden om de mogelijke impact van een olievlek en de bedreiging voor de kust te bepalen, de backtracking kan gebruikt worden om te achterhalen wat (of wie) de oorsprong van de vervuiling was. Recent werd een internettoepassing van het driftmodel ontwikkeld: zo kunnen onze operatoren en de Kustwachtcentrale, dag en nacht een simulatie van de verontreiniging uitvoeren om een incident op zee te evalueren.
Het spreekt voor zich dat – zoals eind 2015 nog is gebleken tijdens het incident met de Flinterstar voor de Belgische kust – de combinatie van luchtobservaties die de situatie op zee in kaart brengen, en modelsimulaties die het traject van een olievlek kunnen voorspellen, een nuttige beeldvorming oplevert voor een crisiscomité die in het kader van de nationale noodplanning op zee de interventies van de overheid op het terrein moet coördineren.
BMM als Kustwachtpartner
België heeft in tegenstelling tot sommige andere landen geen centrale ‘Kustwacht’ als aparte dienst, maar veeleer een overkoepelende Kustwachtstructuur opgebouwd uit 17 verschillende Vlaamse en federale overheidsdiensten. Het Federale Wetenschapsbeleid, en dus ook de BMM, is één van die Kustwachtpartners en heeft als voornaamste taken, naast het toezicht vanuit de lucht, het verlenen van wetenschappelijk en milieuadvies bij noodplanning op zee en bij een reëel incident, het wetenschappelijk monitoren van de impact van een milieunoodgeval op zee, het goedkeuren van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, het verlenen van expertenadvies in de vervolging van vervuilers, de milieubeoordeling van en toezicht op vergunningsplichtige activiteiten op zee, het ter beschikking stellen van operationele mathematische modellen, enz.