Onze 250 jaar Natuurwetenschappen
Van een rariteitenkabinet tot het Museum
De voorloper van het Museum was in het Hof van Nassau (Street View hierboven) van 1751 tot1891 haast onderbroken gehuisvest. In 1751 richtte Karel van Lotharingen een natuurhistorisch kabinet in. Dit was 300 m² groot, met vitrines en laden vol mineralen, dieren, planten, boeken, kunstwerken en rariteiten. Maar omdat Karel veel schulden naliet, werd het kabinet verkocht. Wat overbleef werd in 1797 het Museum van de Centrale School en opende in 1814. In 1846 kocht de jonge Belgische staat het aan: zo ontstond het Natuurhistorisch Museum.
De Russische verzameling
In 1828 schonken kroonprins Willem II der Nederlanden en zijn gemalin, de zuster van tsaar Alexander I, 808 Russische stenen en mineralen (zoals deze 38 cm grote almadien granaat) aan het Museum van Brussel, de voorloper van het huidige Museum voor Natuurwetenschappen. Dit was het begin van onze geologische collectie, die vandaag meer dan 5000 Belgische en 25000 buitenlandse stukken bevat (met ruim 80 % van alle beschreven soorten in de wereld), waaronder enkele tienduizenden tweelingkristallen, 500 geslepen stenen, bijna 140 meteorieten (waarvan er vier in België gevallen zijn), wonderlijke fluorescerende mineralen en zelfs een zeldzaam maansteentje.
De steen van Chaleux
Het bekendste Belgische kunstwerk uit het bovenpaleolithicum is ongetwijfeld de steen van Chaleux. Op die grote plaat psammiet, een glimmerhoudende zandsteen, is aan beide kanten gegraveerd.
Aan de ene kant staat een paard, met daarboven een geitachtige (of een paardachtige?). Het dier ernaast is waarschijnlijk ook een – liggende – geitachtige. Aan de andere kant is een rendier doorheen een lopende oeros gekrast.
De geoloog Édouard Dupont, die deze steen in 1865 ontdekte in het Trou de Chaleux, bij het Naamse dorp Hulsonniaux, was van 1868 tot 1909 directeur van het Museum.
De Lierse mammoet
Tijdens werkzaamheden aan de Nete in Lier (provincie Antwerpen) werden in 1860 de beenderen opgegraven van een jonge en twee volwassen mammoeten, naast resten van een holenhyena, een paard en een hert uit het bovenpaleolithicum (35 000 tot 10 000 jaar geleden).
In 1869 werd Louis De Pauw (foto) belast met de reconstructie van een volwassen skelet. Enkele jaren later nam De Pauw trouwens ook de opbouw van de Iguanodons van Bernissart voor zijn rekening.
Louis De Pauw en zijn team leverden puik werk. Ze boorden geen enkel gaatje, maar maakten elk been met een aparte hechting aan het steungeraamte vast.
De Pauw vervingt de ontbrekende beenderen (zoals deze linkerslagtand) door in hout gebeeldhouwde botten. Van overal kwamen bezoekers het resultaat bewonderen: om een andere mammoet in ‘waarschijnlijk levensechte’ houding te zien, moesten ze naar Sint-Petersburg, Rusland.
Slachtoffer van vooroordelen
Vooroordelen en onwetendheid in verband met zijn manier van leven bezegelden zijn lot. Hij moest wel gevaarlijk zijn voor de schapenteelt, want hij was een vleeseter, ging op jacht na zonsondergang en kon zijn muil héél wijd opensperren! Daarom ruimden ze hem, bij middel van premies, systematisch uit de weg. Het had anders kunnen zijn: hij was gemakkelijk te temmen.
De buidelwolf in het Museum bevindt zich al sinds 1871 in onze verzameling! Dit historische specimen is heel zeldzaam en broos. De luchtvochtigheid en de verlichting van zijn vitrine moeten dus heel goed afgesteld zijn. Daarom gaat het licht pas aan wanneer je dichterbij komt.
Links: Benjamin in de dierentuin van Hobart in 1933
Rechts: iconisch beeld genomen in de late jaren 1860
De Iguanodons van Bernissart
Het verhaal begon eind maart 1878 in de Sint-Barbaramijn in Bernissart. Mijnwerkers waren er 322 meter onder de grond een gang aan het graven. Toen ze op een met klei gevulde verzakking stootten, beslisten ze om er dwars doorheen te graven… en vonden na enkele dagen met goud gevulde boomstammen! Het waren echter iguanodonbeenderen, waarin pyriet zat, een goudglanzend mineraal.
Terug op het einde van de 19de eeuw
Voor het kloostergebouw het Museum huisvestte, behoorde het tot de Brusselse dierentuin. Die werd in 1851 aangelegd in het Leopoldspark, dat je door de ramen ziet. Toen was het hier nog platteland. In 1877 ging de dierentuin failliet. Ondanks een reddingspoging ging hij in 1880 definitief dicht. De dieren werden aan de Zoo van Antwerpen of aan privé-dierentuinen verkocht of botweg geslacht. De Stad kocht het park en de Staat verwierf het gebouw voor het Museum.
De Afrikaanse olifant
Een museumstuk bezit geen eeuwige jeugd. Deze olifant, een vroegere bewoner van de Brusselse dierentuin, is in 1880 opgezet! We moesten hem restaureren om hem toonbaar te maken. Maar je ziet dat hij er ondanks zijn restauratie oud uitziet: hij behoudt zijn patina, met sporen van water en vuil. Bij het verwijderen hiervan zouden we hem wel eens helemaal kunnen vernielen.
Hainosaurus bernardi
Dit is een van de grootste tot nu gekende mosasauriërs. Zijn naam 'reptiel van (het dal van) de Hene' dankt hij aan de rivier, die ook zijn naam aan Henegouwen gaf. In 1884-1885 werd hij immers in deze Belgische provincie ontdekt, in de krijtgroeven van Ciply.
Het getoonde exemplaar is tussen 70 en 68 miljoen jaar oud (maastrichtiaan, bovenkrijt) en is bijna 12,5 meter lang. Het is een bijna volledig authentiek fossiel. Er ontbreekt een stuk van de ruggengraat, dat waarschijnlijk verdween toen de krijtlaag waarin het dier zat, oploste. Dit deel werd vervangen door gestileerde namaakbeenderen.
De Mens van Spy
In 1856 werd het voor de eerste maal een Neanderthalerskelet ontdekt: dit was in het Neanderdal nabij Düsseldorf (Duitsland). Dertig jaar later vonden de Belgen Max Lohest, Marcel Depuydt en Julien Fraipont in een grot in Spy (Namen) twee andere skeletten (waaronder het hier afgebeelde ‘Spy 2’), naast prehistorische werktuigen en beenderen van uitgestorven diersoorten, waaronder holenhyena’s.
De Belgica
Op 16 augustus 1897 voer de Belgica de haven van Antwerpen uit en zette koers naar Antarctica. Zo begon de eerste internationale wetenschappelijke zuidpoolexpeditie.
Aan boord bevonden zich de Belgische initiatiefnemer en bevelhebber Adrien de Gerlache, de Noorse ontdekkingsreiziger Amundsen, de Poolse geoloog-oceanograaf-weerkundige Arçtowski, de Amerikaanse geneesheer-fotograaf Cook, de Roemeense dier- en plantkundige Racovitza… Hier onderzoekt Emil Racovitza microscopische organismen in het labvan de Belgica.
Het beentje van Ishango
In 1950 ondernam Jean de Heinzelin, een geoloog van het Museum, opgravingen op de Congolese oever van het Edwardmeer. Daar ontdekte hij een 20 000 jaar oud stukje been van 10 cm lang, met aan één uiteinde een stukje kwarts: het beentje van Ishango.
Het is een bijzonder beentje, want het vertoont kerven die waarschijnlijk gegroepeerd zijn. Zo zien we op een zijde respectievelijk drie en zes (2 x 3), vier en acht (2 x 4), vijf en tien (2 x 5) streepjes.
Bekijk het beentje met eigen ogen, en ontcijfer het aan de hand van een interactief beeldscherm.
Een stukje van de maan
In december 1972 voerde Apollo 17 de allerlaatste maanlanding uit. Geoloog (en copiloot van de maanlander) Harrison H. Schmitt en astronaut Eugene Cernan verzamelden toen iets meer dan 100 kg maangesteente, wat meer is dan bij de andere Apollovluchten. Schmitt is de eerste burger die met zo'n vlucht meeging. Hij en Cernan waren de laatste mensen die op de maan wandelden. Toen heeben ze dit maansteentje meegebracht. Het werd door de Amerikaanse president Richard Nixon aan België geschonken en in 1974 door koning Boudewijn aan het Museum toevertrouwd. Dit stukje maansteen is amper 18 mm groot!
De Messel fossielen
In de jaren 1980 deed een team van ons departement Paleontologie opgravingen in Messel, bij Frankfurt in Duitsland. Deze buitengewone vindplaats is beroemd voor haar 47 miljoen jaar oude fossielen. Er zijn er werkelijk veel en van allerlei soorten: insecten, vissen, kikkers, krokodillen, slangen, hagedissen, schildpadden, vogels, vleermuizen … Ook deze Kopidodon macrognathus is een vondst uit Messel: dit plantenetend zoogdiertje is uitgestorven.
Het versteende bos van Hoegaarden
Bij Hoegaarden kwamen er in 2000 bij graafwerkzaamheden voor de nieuwe HST-lijn tussen Brussel en Luik honderden fossiele boomstronken – en enkele stammen – aan het licht.
Het zijn de resten van de Glyptostroboxylon sp., een boom die verwant is met de moerascipressen die nu onder andere in Louisiana en Florida groeien. Ze werden gevonden in een turf- en houtskoollaag, wat bewijst dat het gebied 55 miljoen jaar geleden moerassig was.
Expertise tegendierenhandel
Vandaag bestaan er veel internationale verdragen die niet alleen bedreigde soorten beschermen, maar ook dieren die al vlug bedreigd zouden worden als hun ongebreidelde exploitatie aanhoudt of hun biotoop verdwijnt. Een van die verdragen is de Conventie van Washington of CITES, die de handel in met uitsterving bedreigde dieren en planten reglementeert. Een ander verdrag, de Conventie van Bonn of CMS, heeft tot doel migrerende diersoorten te beschermen. In het raam van deze overeenkomsten vraagt men onze wetenschappers vaak om deskundig advies. Zij informeren de wetgever en determineren exemplaren die de douane controleert of in beslag neemt.
Sinds 22 oktober 1987 is de Siberische tijger, Panthera tigris altaica, opgenomen in Bijlage I van CITES. Dit is een lijst van soorten die met uitsterven bedreigd zijn en waarvan de uitvoer het strengst gereglementeerd is. Er leefden er immers minder dan 3200 tijgers in het wild in 2010 (cijfers van WWF)!
Dit specimen werd door het gerecht in beslag genomen en door de Antwerpse procureur des Konings in 2006 aan ons Museum toevertrouwd.
In 2006 droeg het secretariaat van de CMS ons instituut op om een overeenkomst over de bescherming van de gorilla’s en hun habitat voor te bereiden en hierover te onderhandelen. Dit gebeurt in samenwerking met het secretariaat van het GRASP, een project waarmee de Verenigde Naties de mensapen willen redden. Deze overeenkomst kan sinds 26 oktober 2007 ondertekend worden. Drie van de tien landen waar gorilla’s leven, deden dit reeds, waardoor het contract van kracht is.
Een meteoriet uit Antarctica
Tijdens de winter van 2012-2013 vond een Belgisch-Japans team liefst 425 meteorieten op de Nansen-ijsvelden op Antarctica. Dit exemplaar van 18 kg werd ontdekt op 28 januari 2013. Volgens de Belgische onderzoekers is het de grootste meteoriet die de voorbije 25 jaar op Oost-Antarctica werd gevonden, en de vijfde grootste van de meer dan 16.000 meteorieten die ooit in dat deel van Antarctica zijn verzameld.
De meteoriet is een gewone chondriet (de soort die het vaakst op Aarde aangetroffen wordt) en is waarschijnlijk afkomstig van de asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter. Zijn omvang maakt deze meteoriet zo uitzonderlijk.
Meteorietenjacht in Oost-Antarctica (in januari 2013)