Het grootse verleden van de zoogdieren
Gedurende 150 miljoen jaar leefden kleine zoogdieren, zoals de Kryptobaatar*, haast onopgemerkt in de schaduw van de dinosauriërs. Na het uitsterven van de reusachtige reptielen, 66 miljoen jaar geleden, namen de zoogdieren in omvang en diversiteit toe. Zo was na het tijdperk van de dinosauriërs het tijdperk van de zoogdieren aangebroken.
Hoe de zoogdieren de vrijgekomen positie in het ecosysteem precies veroverden, is tot op vandaag nog steeds niet helemaal duidelijk. We weten wel dat de overlevende soorten in de daaropvolgende 10 miljoen jaar (het paleoceen: 66 - 56 miljoen jaar geleden) steeds groter werden. 400.000 jaar na het uitsterven van de dinosauriërs wogen bepaalde placentadieren (zoogdieren die goed ontwikkelde jongen baren na een lange dracht) al tot 50 kg. Enkele miljoenen jaren later doken de eerste grote herbivore (plantenetende) zoogdieren op. Het gaat meer bepaald om de Pantodonta. Naar het einde van het paleoceen toe, wogen bepaalde soorten meer dan 500 kg (Barylambda). De Mesonychia waren predatoren (roofdieren) en werden destijds zo groot als een hond (Ankalagon).
Andere diergroepen ondergingen eenzelfde evolutie. Zo liepen er niet-vliegende vogelsoorten (Gastornis) van meer dan 2 m groot op aarde rond. Hoewel die leken op de carnivore (vleesetende) dinosauriërs, waren ze herbivoor. De grote zeezoogdieren verdwenen mee met de dinosauriërs, maar haaien namenin omvang toe. Denk maar aan de Otodontidae, de voorouders van de Megalodon*. De meest opmerkelijke evolutie is misschien wel die van de slangen, die werkelijk recordgroottes lieten optekenen. Zo kon de Titanoboa* tot 13 m lang worden en meer dan een ton wegen.
Toch zou het nog tot het vroege eoceen (56 miljoen jaar geleden) duren vooraleer een extreem snelle en intense opwarming van de aarde – het zogenoemde paleoceen-eoceen thermisch maximum of PETM – een exponentiële toename van de diversiteit aan zoogdieren in de hand werkte.
Moderne zoogdieren
Toen doken er al snel op de drie continenten van het noordelijk halfrond nieuwe groepen placentadieren op, dankzij intercontinentale landbruggen die een grote verspreiding mogelijk maakten. Die nieuwe groepen worden de “moderne zoogdieren” genoemd en hebben proportioneel gezien grotere hersenen dan de “prehistorische zoogdieren” uit het paleoceen. Voorbeelden van moderne zoogdieren zijn de Perissodactyla (onevenhoevigen), Artiodactyla (evenhoevigen), Cetacea (walvisachtigen), carnivoren, vleermuizen, primaten, knaagdieren en Lagomorpha (haasachtigen).
Hoewel deze acht groepen samen 83 % van de huidige diversiteit aan zoogdieren voor hun rekening nemen, zijn hun voorouders nog al te vaak miskend. In elk van deze groepen doken nieuwe giganten op, als resultaat van een doorgaans langzame evolutie en een continue overlevingsstrijd, tegen de achtergrond van klimaatveranderingen en ondanks soms extreme eetgewoonten of anatomische eigenschappen.
De Perissodactyla (waartoe de moderne paarden, neushoorns en tapirs behoren) zouden uiteindelijk het grootste landzoogdier (Paraceratherium*) voortbrengen. In de evolutiegeschiedenis van de Artiodactyla stak het reuzenhert (Megaloceros*) er met kop en schouders – én zijn 3 meter brede gewei – bovenuit, terwijl onder de Cetacea de ereplaatsen bij de Odontoceti (tandwalvissen) naar de Basilosaurus en de Livyatan* gingen, uiteraard vergezeld door de blauwe vinvis bij de Mysticeti (baleinwalvissen).
Ook bij de primaten, waartoe wij behoren, kwamen ware giganten voor. De Gigantopethicus* was een orang-oetan van wel 3 meter groot. En bepaalde knaagdieren (waartoe de eekhoorns en marmotten worden gerekend) konden wel een ton wegen. Toch was ongetwijfeld de Smilodon* populator nog het meest indrukwekkend. Deze katachtige woog wel 400 kg en had hoektanden van bijna 30 cm lang. En dan hebben we het nog niet gehad over mammoeten* en reuzenluiaards (Megatherium*) uit de ijstijd.
Kwetsbare reuzen
Ondanks hun spectaculaire formaat, zijn giganten kwetsbaar en zijn de meeste soorten intussen uitgestorven, al vinden we nog enkele van hen terug in onze rijke biodiversiteit van vandaag. Denk bijvoorbeeld aan de olifant, de gorilla, de neushoorn of de blauwe vinvis. Ook zij lijken onverwoestbaar omwille van hun grootte en kracht, maar zijn in werkelijkheid buitengewoon kwetsbaar. Net als bij de reuzen uit het verleden, kunnen minuscule wijzigingen in hun habitat, de beschikbaarheid van voedsel of het klimaat al volstaan om ook deze kolossen te zien verdwijnen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat we onder de meest met uitsterven bedreigde diersoorten enkele reuzen terugvinden, zoals de olifant, de Sumatraanse neushoorn, de walvishaai, de Borneose orang-oetan, de Afrikaanse bosolifant, de oostelijke laaglandgorilla in Congo of de Sunda-tijger in Indonesië. De grote verantwoordelijke voor deze nieuwe golf van uitstervende diersoorten is helaas altijd weer dezelfde: die andere reus, de mens!
* dieren te zien in de tentoonstelling GIANTS.
GIANTS
Reis door de tijd en ontmoet 11 gigantische dieren die na de dinosauriërs leefden. Een ENORME kans om je petieterig klein te voelen tegenover deze levensgrote reuzen!