ENGIE - Wetenschappelijk mecenaat om de kennis over wilde vogeltrek te bevorderen
De ENGIE Stichting
Opgericht in 1992, heeft de ENGIE Stichting als doel de solidariteit van de ENGIE-groep om te zetten in acties. In lijn met de zakelijke antwoorden op de sociale en milieu-uitdagingen van de Groep, ondersteunt de Stichting innovatieve filantropische projecten die bijdragen aan het bouwen van een harmonieuze toekomst.
De ENGIE Stichting en het Instituut voor Natuurwetenschappen zijn een wetenschappelijk mecenaatpartnerschap aangegaan voor een periode van twee jaar.
Het project dat wordt ondersteund door de ENGIE Stichting staat centraal in het behoud van de biodiversiteit. Het gaat om het schrijven en implementeren van nieuwe software voor het beheer en delen van ringgegevens van wilde vogels, ter vervanging van de verouderde software. Het doel is om de nieuwste technologie te gebruiken om de opslag, analyse en het delen van gegevens te optimaliseren die het Instituut voor Natuurwetenschappen uit heel Eurazië en Afrika bereikt. In België worden elk jaar tussen 650.000 en 700.000 wilde vogels geringd. Het systeem is een van de meest dynamische ter wereld. Dit nieuwe instrument zal het ook mogelijk maken om gegevens te delen die door GPS-tags worden doorgegeven.
Vrijwillige ringers, burgers, onderzoekers en beleidsmakers zullen dus onder de beste omstandigheden gegevens, die sinds 1927 zijn verzameld, kunnen invoeren, raadplegen, analyseren, ontdekken en bewonderen. Deze gegevens kunnen gebruikt worden, in een klaslokaal, een doctoraatsproefschrift, tot zelfs in een ministerraad, om bij te dragen aan een betere bescherming van wilde vogelpopulaties. Een echte bijdrage aan het behoud van de biodiversiteit!
Didier Vangeluwe : ”Het is geen geheim dat veel populaties van dieren, en vooral vogels, het niet goed doen. Maar sommige soorten weten zich toch te handhaven, en dat is erg bemoedigend! Een monitoringsysteem waarmee we veranderingen kunnen observeren en vooral begrijpen, is essentieel als we de juiste beslissingen willen nemen en de juiste boodschappen willen overbrengen. Maar het is geen kwestie van conclusies trekken aan de hand van een klein stukje territorium: de overgrote meerderheid van de vogels is trekvogel, sommige steken twee keer per jaar twee continenten over! Het ringen van vogels - en dus individuele tracking - geeft ons een overzicht van de bedreigingen en mogelijkheden. Gegevens verzamelen is goed, ze delen is nog beter! Het nieuwe beheersinstrument dat als onderdeel van dit partnerschap zal worden ontwikkeld, streeft precies dit doel na: gegevens van de hoogst mogelijke kwaliteit delen, zodat ze zo nuttig mogelijk zijn voor het behoud van wilde vogelpopulaties”.
Philippe Peyrat, Algemeen Afgevaardigde van de ENGIE Stichting: “Dit partnerschap met het Instituut voor Natuurwetenschappen maakt deel uit van de ambitieuze projecten voor biodiversiteitsbehoud waarvoor de ENGIE Stichting zich dagelijks inzet. De steun van de Stichting voor de update van de beheersoftware voor de ringgegevens van trekvogels, weerspiegelt onze overtuiging dat elke actie telt om ecosystemen te behouden en een duurzame toekomst voor onze planeet te garanderen.”
Waarom interesse in migratie?
Trekvogels hebben ons altijd gefascineerd. Ze behoren tot de levende wezens met de grootste en snelste reismogelijkheden. Maar hun jaarlijkse reizen, die soms tienduizenden kilometers over de planeet afleggen, zijn gevaarlijk!
De sleutel tot het succes van deze migraties is de aanwezigheid van stopplaatsen onderweg, waar ze rust en voedsel kunnen vinden om hun energiereserves aan te vullen met het oog op ... een veilige aankomst op het volgende punt. In de herfst leidt de reis hen naar de overwinteringsgebieden waar voedsel in overvloed is. In de lente gaat het erom zo snel mogelijk terug te keren naar de broedgebieden om daar de beste plek te vinden om hun nest te bouwen en een nieuwe generatie groot te brengen.
Vogels zijn bovendien zeer goede bio-indicatoren van de kwaliteit van het milieu. Ze kunnen nuttige informatie verschaffen over de staat van behoud van andere elementen van ons natuurlijk erfgoed: andere dieren, planten en biotopen.
Het identificeren van migratieroutes, het lokaliseren van pleisterplaatsen, het nauwkeurig observeren van veranderingen in verplaatsingsstrategieën en het proberen deze te begrijpen, is essentieel als we soorten en populaties willen behouden. Overwinteringsgebieden en trekroutes liggen niet vast in de tijd! Ze veranderen door, onder andere, de aantasting van de natuurlijke omgeving en klimaatverandering. Wanneer moet je vertrekken? Welke richting moet je kiezen? Waar moet je heen? Waar moet je onderweg stoppen om je energiereserves aan te vullen? Wanneer moet je terugkeren naar je nestplaats? Kennis moet voortdurend worden bijgewerkt en verfijnd.
En aangezien migraties uiteraard geen grenzen kennen, is het noodzakelijk om dergelijke monitoring uit te voeren binnen het raam van samenwerkingen.
De witte ooievaar is voor velen een symbool onder de trekvogels. Het ringen heeft aangetoond dat een belangrijk deel van de Europese populatie niet meer tot in Afrika migreert, maar de winter doorbrengt in Spanje. Gevolg van klimaatverandering? Nee, omdat ze een bijna onbeperkte voedselbron vinden op de openluchtstortplaatsen...
Ringen en GPS voor essentiële monitoring
Maar hoe kunnen we deze vliegbewegingen over grote afstanden volgen en bestuderen? Het systeem, dat in 1899 werd opgezet door de Deense onderwijzer Ch. Mortensen, bestaat uit het merken van vogels met een onveranderlijke metalen ring waarop een unieke alfanumerieke code is gegraveerd in combinatie met een verkort contactadres. Een beetje zoals een paspoort of een nummerplaat.
Bij het ringen worden een reeks biologische en geografische gegevens zorgvuldig genoteerd. Wanneer de geringde vogel - individueel geïdentificeerd- wordt teruggevonden, om de hoek of aan de andere kant van de planeet, worden deze gegevens gekoppeld aan die van de persoon die de geringde vogel heeft gevonden. De gegevens worden zorgvuldig vastgelegd en, maand na maand, jaar na jaar, decennium na decennium, helpen ze de gestelde doelen te bereiken: de kennis bevorderen en zo bijdragen aan het behoud van wilde vogelpopulaties.
Dit principe van markeren-ontdekken is op een eeuw tijd nauwelijks veranderd, maar het is wereldwijd uitgebreid. In elk land, of bijna elk land, organiseert een vooraanstaand wetenschappelijk instituut een ringsysteem. In België is dit het Instituut voor Natuurwetenschappen. In Frankrijk is het het Nationaal Natuurhistorisch Museum, in Griekenland is het de Universiteit van de Egeïsche Zee, in Zwitserland is het het Ornithologisch Station van Sempach, ezv.
De verovering van de lucht, dit keer door de mens, biedt echter nieuwe mogelijkheden voor monitoring. Mini GPS-tags maken het mogelijk om de verplaatsingen van migranten in real-time – of bijna – te volgen. Een fantastische techniek die het ringen aanvult, maar het niet vervangt, omdat de technologische beperkingen zodanig zijn dat de levensduur van deze tags vaak kort is. Hun gewicht en het bevestigingssysteem op de vogels beperkt de diversiteit en het aantal individuen die op deze manier gevolgd kunnen worden.
Toch genereert het ringen van vogels een grote hoeveelheid ongelooflijk nuttige informatie. Maar om optimaal bruikbaar te zijn, moeten deze gegevens gemakkelijk toegankelijk zijn. De software die gebruikt wordt om vogelringgegevens te beheren en te delen in het Instituut voor Natuurwetenschappen dateert van ... 1990. Het werd volledig geschreven door een vrijwillige medewerker en was in die tijd absoluut vernieuwend! Vandaag de dag kan het worden geclassificeerd als een computerdinosaurus. Het is volledig verouderd. Daarom is dit partnerschap zo belangrijk.
Deze bergeend is uitgerust met een zender die zijn gegevens doorstuurt via GSM als onderdeel van een programma om de verspreiding van vogelgriepvirussen door wilde vogels te bestuderen.
De waterral is de zeldzaamste en meest bedreigde zangvogel van Europa. Het ringen heeft aangetoond dat hij België doorkruist tijdens de herfsttrek, op weg naar overwinteringsgebieden die zich voornamelijk in de delta van de Senegalrivier bevinden.