Luchtobservaties boven de Noordzee in 2022
In 2022 realiseerde het luchttoezichtteam van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen 244 vlieguren boven de Noordzee. Er werden 19 gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen waargenomen, waarbij het twee keer om olie en 17 keer om andere schadelijke stoffen ging.
Bij 47 schepen werden verdachte zwavelwaarden en bij 35 schepen verdachte stikstofwaarden gemeten in de rookpluimen. Het vliegtuig nam met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op olie- en gasinstallaties en een internationale opdracht voor de detectie van chemische verontreiniging. Verder werden twee seizoenale zeezoogdierentellingen uitgevoerd, en realiseerde het vliegtuig enkele ‘on call’ vluchten waarbij onder meer ondersteuning werd geboden bij reddingsacties van transmigranten op zee. Navigatie-overtredingen, het betreden van verboden zones en het varen zonder het verplichte automatisch identificatiesysteem werden in 2022 meer gemeld dan voorheen.
In het kader van het nationale programma voor luchttoezicht werd in 2022 244 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie.
Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (220 uren). Hiervan werden 211,5 uren gepresteerd in het kader van de Belgische kustwacht. Pollutiecontrole kwam daarbij overtuigend op de eerste plaats (164 uren), met zowel toezicht op lozingen van olie, andere schadelijke stoffen en afval in het water (respectievelijk MARPOL Annex I, II en V) als monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen naar de lucht (handhaving van MARPOL Annex VI)
Verder kwam ook visserijcontrole aan bod (42,5 uren in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij), werd het vliegtuig enkele keren opgeroepen ter verificatie van zeeverontreiniging, ter ondersteuning van transmigratie-reddingsacties in Franse wateren, en om verloren Search-and-Rescue-materieel op te sporen (drie uren), en werd twee uren luchtsteun gegeven tijdens pollutiebestrijdingsoefeningen. Aan de monitoring van zeezoogdieren werden 8,5 uren besteed.
Internationale vluchten in het kader van het Bonn Akkoord waren in 2022 goed voor 24 vlieguren (zie verder: een Tour d’horizon-missie en deelname aan de MANIFESTS Sea Trials).
Scheepslozingen
In augustus 2022 werden in de Britse wateren hoogte van Ramsgate tijdens verschillende vluchten olievlekken waargenomen die waarschijnlijk afkomstig waren van een lekkage in de brandstoftank van een oud scheepswrak. Het geval kwalificeerde dus als een accidentele lozing, en verschillende Britse schepen voerden schoonmaakoperaties uit. Er waren geen directe gevolgen voor de Belgische wateren.
Er werden in 2022 twee operationele olieverontreinigingen vastgesteld, waarmee de dalende trend van het laatste decennium wordt bevestigd (zie grafiek). De eerste, erg verweerde, olieveront-reiniging werd waargenomen aan de monding van de Westerschelde in Nederlandse wateren. De olievlek was niet bestrijdbaar en kon niet aan een vervuiler worden gelinkt. De tweede olievlek was beperkter en werd waargenomen in het Westhinder Ankergebied. Deze leek te kunnen worden toegewezen aan een bulkcarrier die er ten anker lag. Een controle op zee door de Scheepvaartpolitie bracht echter geen nieuwe elementen aan het licht die het vermoeden van inbreuk konden bevestigen.
2022 leverde geen inbreuken op tegen de voorschriften van Bijlage V van het MARPOL Verdrag die betrekking heeft op het lozen van vuilnis en vaste bulkstoffen. Wel werden maar liefst 17 gevallen van operationele verontreiniging met andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Bijlage II) waargenomen. Eén hiervan kon worden gelinkt aan een schip in Britse wateren. Het dossier werd voor verificatie en opvolging overgemaakt aan de bevoegde Britse instanties.
In tegenstelling tot olieverontreiniging vormen andere schadelijke vloeistoffen nog steeds een courant probleem dat zelfs in licht stijgende lijn evolueert (zie grafiek). Hoewel het hierbij vaak, maar niet altijd, om toegestane scheepslozingen gaat, conform de internationale lozingsstandaarden, zijn sinds 2021 strengere lozingsstandaarden van kracht. Dit is met name zo voor de zogenaamde ‘persistent floaters’ zoals paraffine-achtige stoffen. Hierop werden in 2022 echter geen inbreuken vastgesteld.
Er werden ook drie olievlekken vastgesteld in Belgische havens: twee in de haven van Antwerpen en één in die van Oostende. De twee olievervuilingen in de Antwerpse haven werden waargenomen tijdens de transitvluchten van de luchthaven van Antwerpen (de thuisbasis van het vliegtuig) naar de Noordzee. Eén van deze twee detecties betrof een groep van drie kleinere vlekken met vijf verschillende schepen in de buurt. De vlekken konden niet duidelijk worden gelinkt aan één van deze schepen.
De andere vlek werd gespot in de Antwerpse gasterminal tijdens een bunkeroperatie. De olievlek die in de haven van Oostende werd waargenomen betrof een kleine vlek zonder vervuiler en was te beperkt om te bestrijden. Alle vaststellingen werden onmiddellijk gerapporteerd aan de bevoegde autoriteiten om een opvolging te verzekeren.
Monitoring van de gasuitstoot van schepen op zee
Door de toepassing van een sniffer-sensor in het vliegtuig staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee (monitoring en handhaving van MARPOL Bijlage VI). De sensor laat toe om op het terrein diverse luchtpolluenten te meten in de uitstoot van schepen.
Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma. Om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee emissiecontrolegebied (Emission control area of ECA) te monitoren werden in 2022 boven het Belgische toezichtsgebied 61 sniffer-vluchten (91 uren) uitgevoerd.
Van de 965 schepen waarvan de zwaveluitstoot gemeten werd vertoonden 47 een verdacht hoge zwavelwaarde. Deze schepen werden gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten en 13 werden vervolgens aan wal geïnspecteerd.
Door de succesvolle integratie van een NOx-sensor in 2020 kan het vliegtuig nu ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen meten, dit ter monitoring en handhaving van de strengere beperkingen die vanaf 1 januari 2021 in de Noordzee-ECA gelden met betrekking tot de stikstofuitstoot van schepen. België was hiermee als eerste operationeel om deze strengere beperkingen op te volgen. Bij de 963 schepen waarvan in 2022 de stikstofuitstoot werd gemonitord werden 35 verdachte waarden gerapporteerd.
In 2021 werd met de ‘black-carbon’ sensor nog een nieuwe expertise toegevoegd aan de snifferopstelling. Deze sensor meet de zwarte koolstof die een maat is voor de roetconcentratie in scheepsemissies. In 2022 werd de roetconcentratie zo gemeten bij 182 schepen. Na metingen van uitzonderlijk hoge roetconcentraties wordt aan de bevoegde maritieme havendiensten gevraagd een staal te nemen van de gebruikte brandstof. In 2023 zullen deze branstofstalen in de ecochemische laboratoria van het KBIN worden geanalyseerd.
Internationale zendingen
Tijdens de jaarlijkse internationale Tour d’Horizon-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord in september 2022, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 16 vervuilingen.
In 15 gevallen ging het om olievlekken, met daarnaast één detectie van een ongekende stof die door de aanwezigheid van lage bewolking niet kon worden geïdentificeerd. 13 vervuilingen konden rechtstreeks worden gelinkt aan een olieplatform. De drie resterende (olie)vlekken werden waargenomen zonder schip of platform in de buurt. Al de waarnemingen werden systematisch voor opvolging gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat.
Van 30 mei tot 2 juni nam het Belgische luchttoezicht in Bretagne (Frankrijk) deel aan de internationale MANIFESTS Sea Trials voor de detectie van chemische verontreiniging. Deelname aan dergelijke oefeningen is cruciaal aangezien verontreiniging met andere stoffen dan olie in frekwentie blijkt toe te nemen (zie hoger), een groot aantal verschillende chemische stoffen wordt vervoerd met elk een specifiek gedrag op zee, en de regelgeving zeer complex is. Tijdens de MANIFESTS Sea Trials werden op zee verschillende sensoren op schepen en op vliegende eenheden getest op hun capaciteit om verschillende stoffen te identificeren. Het Belgische luchttoezichtvliegtuig leverde een constructieve bijdrage, waarop wetenschappers de sensors verder kunnen optimaliseren om lozingen van chemicaliën in de toekomst beter te kunnen monitoren.
De zending in Bretagne werd gecombineerd met emissiecontroles aan de grens van de Noordzee Emission Control Area, die zich aan de ingang van het Engels Kanaal bevindt. Schepen moeten hier onder meer overschakelen naar laagzwavelige brandstoffen. Er werden 62 schepen gecontroleerd, waarvan 18 in de directe omgeving van de ECA-grens. Zes van deze 18 schepen vertoonden verdachte zwavelwaarden, en twee een hoge NOx-uitstoot. Deze voorlopige resultaten illustreren dat meer controle aan de ECA-grens nodig is ter verbetering van de MARPOL Bijlage VI handhaving.
Monitoring van zeezoogdieren
In 2022 voerde het KBIN surveys voor zeezoogdierenmonitoring uit in maart en oktober. Er werden respectievelijk 235 en 45 Bruinvissen waargenomen, resulterend in een gemiddelde dichtheid van 3,3 en 0,8 dieren per km² surveygebied. Dat zijn in Belgische wateren heel wat Bruinvissen: meer dan 11.000 in maart, en meer dan 2.000 in oktober. In 2022 werden ook relatief veel zeehonden gezien: in maart en oktober respectievelijk 20 en 40. Nooit eerder waren het er zoveel.
Ruimer maritiem toezicht in het kader van de Kustwacht
In het kader van de kustwachtsamenwerking draagt het toezichtvliegtuig ook bij aan de ruimere taken van maritieme handhaving en veiligheid op zee. Zo rapporteerden de luchtoperatoren in 2022 46 navigatie-overtredingen aan de Kustwachtcentrale en het Directoraat-generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer). Het gaat hierbij voornamelijk om schepen die ‘spookvaren’ of voor anker gaan in de vaarroutes. Gezien dit type inbreuken toeneemt, met een verhoogd risico op aanvaringen tot gevolg, zorgt DG Scheepvaart sinds januari 2023 voor een specifieke juridische follow-up.
Daarnaast werden het voorbije jaar ook 11 overtredingen gemeld met betrekking tot het betreden van zones op zee die omgeven zijn door een veiligheidsperimeter (bv. de wind-parken). Ook dit is een stijgend aantal, wat onder meer kan worden verklaard door de invoering van enkele nieuwe verboden gebieden, zoals het aquacultuurbedrijf (zeeboerderij) voor de kust van Nieuwpoort en het kalibratiegebied voor wetenschap-pelijke instrumenten ter hoogte van Oostende.
Tot slot werden in 2022 ook niet minder dan 17 schepen waargenomen die vaarden zonder automatische identificatiesysteem (AIS) dat onder meer helpt om aanvaringen te voorkomen. In 16 van deze gevallen ging het om vissersschepen. Ook hier gaat het om een verdere toename van een jammerlijke trend.