Amateurpaleontologen schenken rijke collectie fossiele haaien- en roggentanden aan Instituut

28/03/2024
Kristiaan Hoedemakers, Frederik Mollen, Thomas Reinecke en Bert Gijsen bij de overdracht van hun collecties. (Foto: Thierry Hubin, Instituut voor Natuurwetenschappen)

Burgerwetenschappers hebben tienduizenden fossiele haaien- en roggentanden aan het Instituut geschonken. Ze komen uit de kleigroeve van het West-Vlaamse Egem, en getuigen van de rijke diversiteit in de ondiepe tropische zee zo’n 50 miljoen jaar geleden. De amateurpaleontologen konden meer dan zestig verschillende soorten haaien en roggen identificeren, waaronder enkele nieuwe roggensoorten.

Reinout Verbeke



Meer dan dertig jaar lang hebben professionele paleontologen en liefhebbers de kleigroeve in Egem (Pittem) uitgekamd op fossielen. De vindplaats, die dateert van het vroege eoceen (zo’n 50 miljoen jaar geleden), is in het wereldje erg bekend en leverde al publicaties op over plankton, inktvissen, krabben, beenvissen, vogels en landzoogdieren die toen langs de kustlijn leefden. Op die manier krijgen we zicht op ecosystemen in het verre verleden.

Fossielenverzamelaars vonden in Egem vooral tanden van haaien en roggen, omdat die vissen hun tanden hun hele leven lang wisselen. ‘Voor de beschrijving van soorten moeten we het met de tanden stellen, want hun skeletten uit kraakbeen bewaren zelden of nooit’, zegt Frederik Mollen van de Vlaamse Onderzoeksgroep voor Haaien en Roggen. Op basis van die vele tanden konden ze tal van nieuwe soorten roggen beschrijven, zoals adelaars- en pijlstaartroggen. ‘Iedere soort heeft zijn eigen eetgewoonten en bijpassende tandvormen. Adelaarsroggen hebben afgeplatte tanden, waarmee ze schelpen makkelijk kunnen kraken. De reuzenmanta eet dan weer gewoon plankton.’ Eén nieuwe soort pijlstaartrog is vernoemd naar Theo Lambrechts, één van de liefhebbers die monnikenwerk verrichtte met het zeven en bestuderen van het materiaal uit Egem.

Ook andere amateurpaleontologen (zie foto) schenken hun belangrijkste exemplaren aan het Instituut – goed voor tienduizenden fossielen – nadat ze uitgebreid zijn gedocumenteerd in een monografie.

Bijzondere omstandigheden

‘Egem is een uitzonderlijke vindplaats’, zegt Thomas Reinecke, geoloog van opleiding, die er vanuit Duitsland zo’n vijftien keer ging opgraven. ‘Door plaatselijke omstandigheden in het vroege eoceen zijn er massaal veel fossiele tanden bijeen komen te liggen. Als ik mijn gereedschap in de klei stak en ik hoorde een gekraak, wist ik: tandjes!’

De fossielen worden aan onze paleontologische collecties toegevoegd, en de belangrijkste exemplaren zullen worden gedigitaliseerd. Op die manier ontsluiten we ze nog meer voor onderzoek. Het Instituut voor Natuurwetenschappen bewaart meer dan drie miljoen fossielen, van de vroege periodes van complex leven tot de laatste ijstijd, en van nanofossielen tot de Iguanodons van Bernissart.

 

De gedoneerde vondsten uit Egem zijn goed gedocumenteerd.  (Foto: Thierry Hubin, Instituut voor Natuurwetenschappen)
Tand van een adelaarsrog die 50 miljoen jaar geleden voor onze kust zwom. (Photo: Thierry Hubin, Instituut voor Natuurwetenschappen)